Zeg maar dag Schoorl (deel 1)
Wat een dag. Na drie lange weken waarin ik welgeteld alleen in de eerste week voorzichtig twee heel korte traininkjes afwerkte van ieder nog geen vijf kilometer, ga ik eindelijk weer vol aan de bak op de tien kilometer Groet-uit-Schoorl Run. Speciaal uitgekozen omdat veel lopers roemen over de prachtige omgeving en het landschap van de Schoorlse duinen. Dankzij de goede bereikbaarheid met trein en pendelbus kan ik er nu zelf een kijkje nemen.
Ik hoop dat mijn conditie niet al te snel achteruit is gegaan, zodat ik in ieder geval voldoende puf zal hebben voor de afstand. Tien kilometer is voor mij (nog) geen automatisme en een afstand om terdege rekening mee te houden. Grote zorg heb ik over mijn kuiten die sinds januari akelig opspelen. Voordeel van de rustperiode is dat ze alle tijd hebben gehad om te herstellen en ze voelen als vanouds. Tenminste, dat is zo vóór de start.
Ook voor de start al kom ik tot de conclusie dat de organisatie van Groet uit Schoorl dankzij 33 voorgaande jaren een geweldige expertise heeft opgebouwd. Alles vind ik tot in de puntjes geregeld. Echt alles? Nou ja, bijna alles dan. Kom ik later nog op terug.
Op onbekend terrein ben ik graag ruim vóór de starttijd aanwezig. Zeg gerust een uur, of twee. Verdwalen is voor mij een makkie namelijk en ik heb er een handje van om een totaal verkeerde inschatting te maken van de tijd die het (niet) kost om de eenvoudigste handelingen te verrichten zoals het opspelden van startnummer of het in bewaring geven van mijn tas. Toiletbezoek hoort er standaard bij. Drie keer verkeerd lopen en dan weer terug omdat ik m’n haarband vergeten ben of zulk soort onbenullige belangrijke zaken. Nog een keer verkeerd lopen. Hoe laat is het nu? Kan nog wel even naar het toilet. Heb ik alles? Ja. Warmlopen. Hoeveel tijd heb ik nog? Hm. Oke. Waar is de start? En de finish? Waar haal ik straks m’n bestelde T-shirt op? Toilet nog een keer. Welja. Welke richting op na de start? Hoort er allemaal bij. Bij mij. Noem het zenuwen, noem het gedegen voorbereiding, bezwering, ritueel of gewoon gedoe. Kan me niet schelen. Het kost zoveel tijd als het kost.
Als alles zonder strubbels verloopt, heb ik ineens zeeën van tijd over. Om te supporteren bijvoorbeeld. De wedstrijd van de halve marathon en de dertig kilometer is nog gaande, dus ik zoek een rustig plekje langs het parcours en moedig alle passerende lopers aan. Speciale aandacht gaat uit naar een drietal bekenden, maar iedere deelnemer krijgt van mij applaus. Achteraf blijkt dat de bekenden óf al gepasseerd zijn óf pas komen als ik zelf al in het startvak sta. En eentje is er – zo ontdek ik na het zoeken in de uitslagen – van de 30 overgestapt naar de 21 kilometer. Voortaan komt op het virtuele lijstje van ‘ik neem mee…’ ook ‘bril’ te staan. Op het startnummer staat de naam van de loper gedrukt. Helaas lukt het mij niet om die te lezen zonder de loper grandioos te hinderen door m’n neus vlak voor zijn of haar buik te steken in een poging om Irene niet te verbasteren tot Fred en Fred niet te verhaspelen tot Gert. Ik roep dus vaak maar wat. Soms is het raak en dan kijkt de bewuste loper blij verrast op. Blijft leuk.
Dichter naar de finish lopend hoor ik duidelijk dat de lopers en het publiek vermaakt worden door iemand met verstand van zaken. De speaker weet waar ‘ie het over heeft en weet waar ‘ie het voor doet. De kwaliteit van de boxen is goed en zijn stem is goed verstaanbaar. Deze man – het is Frans Heffels of diens collega-speaker Bert Pessink – heeft voor iedereen een goed woordje over. Welgemeend ook, dat klinkt er duidelijk in door. Hij valt niet zin na zin in herhaling en weet op handige wijze het publiek te betrekken (een hele kunst op zo’n lange dag als deze). Ruim twee uur later, tegen kwart voor vier, hoor ik hem – verrassing! – mijn naam noemen wanneer ik over de finish kom.
Gefinished dus, maar vraag niet hoe.
Schoenen, schoenen, schoenen. Welke schoenen doe ik aan. Na lang wikken en wegen heeft het lange termijnverstand gewonnen van de korte pretgedachte. De vff speedjes bleven thuis. Op hoop van zege(n) loop ik het startvak in. En precies daar aangekomen kom ik terug op wat ik eerder al aankondigde: een punt van aandacht voor de organisatie. De tien kilometer is een groot nummer met topatleten aan de start. Koen Raymakers, Hugo van den Broek, Hagenaar Thomas Poesiat en nog meer van zulke kanonnen, ook internationale atleten. Die wil ik wel zien vertrekken. Al is het maar in een flits. Gaat niet gebeuren. Het deelnemersveld en de afstand van de start tot waar wij (de langzamere) recreanten staan is zo groot dat in de verste verten geen wedstrijdsporter is te zien. Zelfs als ik bovenop een stapel steigerpalen klim om boven de hoofden uit te kijken, zie ik niets dan recreanten. Een minuut of vijf na de aangekondigde starttijd van half drie zet de massa zich ineens in beweging. Niet dat ik een startschot heb gehoord trouwens. Wandelend gaan we vooruit en dan komt daar toch het blauw van de startboog in zicht. We beginnen te rennen zo goed en zo kwaad als het gaat. In deze drukte is het beter dribbelen te noemen. Tegen de tijd dat ik onder de startboog door ben, zijn de wedstrijdlopers al zeven minuten en bijna drie kilometer weg. Jammer. Gemiste kans. Dan moet ik het maar doen zonder de extra motivatie die het zien van die talentvolle ‘collega’s’ had geweest.
Prachtfoto’s die laten zien hoe heftig zo’n start kan zijn, vind je op de website van orangepictures.nl. In de linkerkolom klik op ‘Trefwoord’ en zoek dan op ‘groet uit schoorl’.
Dank voor het compliment voor de speakers, leuk te lezen.
Bert
Zo te lezen ging het begn goed, bu deel 2!.