Hoenderloo geen Waterloo
Op kamp
Tja zo ben ik na een vijfdaags trainingskampje op de Veluwe weer thuis in Den Haag met nog drie vrije dagen te gaan. Mooi dat daar nog twee loopdagen inpassen. De eerste wordt een mini-loopje vanwege de warmte waar ik slecht tegen kan en om een beetje te herstellen; de tweede een piepklein duurloopje in de heel vroege ochtenduren. Deze paar kilometers niet meegeteld heb ik afgelopen week 100 kilometer afgelegd. Grotendeels op de fiets, een miezerige 15 kilometer gelopen en nog eens 15 kilometer gewandeld.
Wandelen doe ik over het algemeen zo min mogelijk omdat ik er zere voetzolen van krijg (bij rennen nergens last van, gek hè). Vijftien kilometer vind ik tussen ons gezegd en gezwegen heel acceptabel. Helemaal als je bedenkt dat het vijf uur ’s ochtends is dat ik op m’n knaloranje saucony’s door het bos fluister. Wilde zwijnen wil ik zien en herten met geweien zo groot als een kapstok. In de voorgaande dagen heb ik al het genoegen gehad om twee keer een stel van die everzwijnen een bospad te zien oversteken. Heel snel, bijna geruisloos en belachelijk lichtvoetig – trippel, trippel, trippel. Je zou het ze niet geven als je ze ziet maar zo’n tonrond lijf op luciferpootjes haalt met een beetje moeite een topsnelheid van zestig (ja, 60!) kilometer per uur. Daar kan Usain Bolt met zijn 37 kilometer p/u nog een puntje aan zuigen.
Opstijgend wild
Die abnormaal vroege wildspiedwandeling past eigenlijk wel mooi bij de ongewoon late avondrun eerder die week. Voor de bezorgde lezers een geruststelling: niet in mijn dooie uppie maar met een lampje en een vriendin (drie lampjes dus). Iets voor elven trekken we het bos in, er is weinig maan maar net genoeg om een meter of vier, vijf vooruit te zien. Daar waar de boomtoppen het pad overspannen is het echt nachtzwart en op open plekken met zandpad is het iets lichter. De route ligt ingeklemd tussen natuurlijke begrenzing dus vreselijk verdwalen zit er niet in. In de restwarmte van de dag is het nog bloedjeheet, daar hebben we ons beiden op verkeken, maar dat het parcours niet onbekend voor me is vind ik wel prettig. Mijn voeten anticiperen zo al op de glooiingen en kuilen hier en daar. Waterdicht is het niet want bijna breek ik mijn nek over een putdeksel (waterleiding?) dat precies in een bocht gemeen hoog uit de grond steekt. Gelukkig schijnt vriendin net op tijd het lamplicht erop. Dat lampje is een mooi ding. In plaats van door een batterij wordt dit lampje opgeladen door het aan te zwengelen. “Elk nadeel heb z’n voordeel” want dat zwengelen veroorzaakt een geluid als van een opstijgende boeing 747 waarmee gezegd is dat onze aanwezigheid in dit stukje natuur niet onopgemerkt blijft. Ha, alle wilde dieren zijn gewaarschuwd. Alle? Nee niet alle, er is er een die zich door twee van die stadse damesjoggers niet laat opschrikken. Integendeel: wij schrikken ons een driedubbelovergehaald hoedje bij het horen van zijn wild geraas in het struikgewas. Snel, snel, het lampje aanzwengelen… de boeing stijgt op terwijl vriendin en ik zij aan zij vastgenageld aan de grond blijven staan. Beetje lacherig ook wel, spannend! Toch komt er geen reusachtig chagrijnig wild zwijn tevoorschijn om ons de les te lezen over burengerucht. We kunnen verder. Of het door deze onverwachte onderbreking komt of door gebrek aan oriëntatievermogen laat ik aan u, maar mooi wel dat we verkeerd lopen en op een andere plek het bos uitkomen dan waar we er in gingen. Al met al zijn we een drie kwartier weggeweest en hebben we een kilometer of vijf afgelegd. Voor herhaling vatbaar? Jazeker!
Op z’n indiaans
Hoe zit het nu met die wildspiedwandeling, heeft die iets opgeleverd? Drie herten en een moederzwijn met jongen. Zo, die zit. Fluisterstil wandelen in een net ontwakend bos is geweldig! Allereerst is het verrukkelijk om gewekt te worden door oneindig veel kwetterende vogels. In het stadse Den Haag heb ik de luxe van een kleine achtertuin waar een mussenfamilie leeft. Dat gezelschap produceert aardig wat geluid bij het ontwaken, maar valt in het niet bij de geluiden van de vogels hier op de Veluwe. Vooral de variatie valt me op al zou ik niet weten welke vogel welk geluid voortbrengt. Een echte vogelaar (heten die zo?) zal direct roepen “da’s een merel, een lijster, een flierefluiter, een appelvink”. Wat mij betreft is het evenzogoed een groengeruitesparpieper, de rondgevorkte grote bosruiter, een zeldzaam kruisbekwieowietje.. (laat gerust uw fantasie de vrije loop bij het bedenken van vogelsoorten). Konijnen zijn er ook natuurlijk. Op de zanderige wandelpaden zitten ze lekker te niksen in de eerste zonnestralen. Een beetje dom zijn ze wel, in plaats van naar links of naar rechts uit te wijken hoppen ze telkens een paar sprongen voor me uit en dat herhalen ze als ik dichterbij kom. Pas na een keer of zes snappen ze dat ik rechtdoor ga en zij dus beter naar opzij kunnen springen.
De kleinste paadjes zijn vaak de leukste. Ze bieden de meeste beschutting en hopelijk de grootste kans om ‘grofwild’ te zien. Zorgvuldig plaats ik mijn voeten op geluidabsorberend mos, goed oplettend dat ik niet op droge takken stap. Ik doe mijn beste imitatie van een Indiaan – of de Discovery versie ervan à la Ray Mears – en interpreteer de tekens die door dieren zijn achtergelaten. Omgewoelde aarde, snuit- en hoefafdrukken zijn er in overvloed. Bij aandachtig kijken is het niet moeilijk om onderscheid te maken tussen oude en verse sporen. Een al te beste Winnetou ben ik niet hoor want een hert heeft me gehoord en is met drie sprongen in en weer uit het zicht verdwenen. Mooi in een flits. Behoedzaam loop ik verder, pssst er zitten hier echt herten. Oh, en jonge everzwijntjes! Ik stuit op zo’n gestreept harig tonnetje dat midden op een breed pad zijn (of haar) ontbijt bij elkaar wroet. Even kijkt ‘ie op, alert op gevaar. Verrek, hij heeft broertjes en zusjes meegenomen! Het lukt me vanaf ongeveer twintig meter afstand een paar foto’s te maken zonder op te vallen net voordat moeders ten tonele verschijnt. Na een minuut of wat ruikt ze me en met een buitengewoon donkerbruine ‘snurk’ waar menig heer trots op zou zijn, geeft ze te kennen dat de voorstelling is afgelopen: de frislingen schieten alle kanten op en ik verdwijn schielijk (echt waar, schielijk) in tegengestelde richting.
Een grote omtrekkende beweging en een steile afdaling brengt me bij een met gras begroeide open plek, een soort verborgen vallei. Ideaal voor herten. Herten horen en zien stukken beter dan zwijnen en zijn ook nog eens -tig keer beter in camouflage, het is een wondertje dat ik oog in oog kom te staan met een hinde. Echt waar, zij kijkt op omdat ze denkt dat ze iets hoort en ik sta met ingehouden adem naar haar te staren. Haar opgeheven hoofd betekent dat ze onraad vermoedt en bevestiging zoekt. Na een minuut of twee besluit ze dat het veilig is. Parmantig (ja heus, parmantig) stapt ze weg. Ik kan mijn geluk niet op als ik even verderop een tweede hinde te zien krijg. Fabeltastisch!
Eind goed al goed
Na de Coopertest van 26 maart loop ik in april een formidabele anderhalve kilometer, begin mei wel drie hele kilometers en op 17 mei in Delft een krappe vijf kilometer van de GoldenTenLoop. Geweldig maar niet heus. In de veronderstelling dat inspiratie als vanzelf leidt tot motivatie sta ik te supporteren in nachtelijk Scheveningen bij de JKM, in winderig Rotterdam bij de marathon en in de zonnige, zompige heuvels rond Heerlen bij Limburgs Zwaarste. Tot mijn spijt moet ik bekennen dat het gebrek aan motivatie hoegenaamd niets verandert, ik krijg er geen meter meer zin in. Drastische maatregelen nodig dus. Even weg van de wereld van alledag, schoenen mee: lopen kreng.
De Veluwe is de ultieme plek om op trainingskamp te gaan want als er één landschap is waar ik vrolijk van wordt is het wel bos. Bos is alles. Van jongsaf aan al geniet ik het meest wanneer ik in het bos ben, vrij en zorgeloos. Wat me bijna doet afzeggen is het bericht dat het Nederlands elftal precies hetzelfde idee heeft en gaat trainen op verspuugafstand van mijn logeeradresje en de gedachte dat achter iedere boom een fotograaf met een joekel van een telelens op de loer ligt of, … verhoede het, een Sylvie of Yolanthe voorbij schrijdt is voldoende om me een rolberoerte te bezorgen. Geruststelling komt als blijkt dat de voetballers tegen de tijd dat ik kom vertrokken zullen zijn uit ‘mijn’ stukje bos. U bent wellicht al eens op trainingskamp gegaan, voor mij is het een primeur en het begrip vul ik in naar eigen eer en geweten. Elke dag lopen is het voornemen. Veel hoeft niet, hard hoeft niet. Plezier hebben is het voornaamste, met dat doel voor ogen loop ik het eerste rondje Veluwe met een lach op mijn gezicht.