Supporteren
Uit ervaring weet ik inmiddels dat lopen hard werken is en behoorlijk zwaar. Telkens weer is er een punt waarop ik me afvraag “waar ben ik in hemelsnaam mee bezig?”. Steeds beter leer ik dat moment te accepteren of te negeren en dóór te lopen totdat het overgaat (om een volgende keer net zo hard terug te komen).
Een andere ervaring is dat het erg goed voelt om tijdens een wedstrijd aangemoedigd te worden. Om je naam te horen. Om te weten dat jouw inspanning gezien wordt. Het helpt om over dat dode punt heen te komen.
Als het dat effect op mij heeft, heeft het dat ongetwijfeld ook op anderen. Iedere prestatie verdient applaus. Daarom ben ik niet alleen deelnemer, maar als het even kan ook supporter.
Afgelopen zaterdag nog in de duinen bij de Oliebollen cross die georganiseerd werd door Haag Atletiek. Eerst liep ik zelf mee in de korte cross. Veel klimmen en dalen over drie rondes. Uitgelopen in 41,12. Voor mijn doen een prima tijd.
Kort daarna gingen de lopers van de lange cross de uitdaging aan (4 rondjes). Het was niet koud, maar er stond wel een harde wind waardoor ik langs de kant snel stond te bibberen in mijn dunne loopjack. Gelukkig waren er twee lopers die te warm gekleed waren en hun jackjes bij mij in bewaring gaven. Met drie lagen over elkaar hield ik het net nog drie kwartier uit. Zij blij, ik blij.
Dat met die jasjes doet me terugdenken aan mijn eerste optreden als supporter.
Ik was nog niet lang met hardlopen begonnen toen op 1 november 2009 de Laan van Meerdervoortloop zich aandiende. Een wegwedstrijd over een afstand van 10 kilometer. Op dat moment nog een kilometer of 7 te lang voor mij. Toch heb ik er met veel plezier aan deelgenomen. Als supporter op de fiets met paraplu en spandoek. Onder de 2200 deelnemers bevinden zich vijf bekenden.
Bij de start is het een drukte van jewelste. Lange rijen bij de schaarse dixie-toiletten, officials die belangrijk kijken, lopers die van de spanning niet weten of ze komen of gaan, de speaker die de namen van de sponsors afroept, atleten die zich warmlopen (ziet er indrukwekkend uit) en toeschouwers in alle soorten en maten. Gedoe. Na enig zoeken vind ik ‘mijn’ lopers in het startvak waar ze staan te stuiteren van de adrenaline. Het blijkt warmer dan ze hadden gedacht en ik neem al direct een paar jacks in bewaring. Een paar minuten nog. Gauw ga ik staan op zo’n honderd meter na de start. Klaar. Af.
De atleten vliegen er vandoor en zijn al uit zicht voordat ik mijn handen op elkaar heb kunnen krijgen. Gelukkig duurt het een paar minuten voordat de rest van het veld aan me voorbijtrekt. Ik klap en juich en zwaai de plu hoog boven mijn hoofd. Ja, ik zie ze. “Go, go, go!” Minutenlang duurt het voordat de stroom een beetje dunner wordt. Terwijl de laatste lopers beginnen aan hun uitdaging, ren ik snel naar waar ik mijn fiets geparkeerd heb. Plu in de tas, hard trappend over de linkerrijbaan van de Groot Hertoginnelaan (handig dat het parcours verkeersvrij is gemaakt) naar de Laan van Meerdervoort. Daar posteer ik me op de middenberm tussen de tramrails, goed zichtbaar en dus makkelijk te herkennen. De atleten zijn al kilometers verder. Geen idee of mijn lopers al voorbij zijn of dat ze nog moeten komen. Ik klap voor iedereen. De gezichten staan op ‘vrolijk’ en de moed zich er nog goed in. Nog net tijd genoeg om het spandoek uit de tas te vissen. “Go, go! Goed zo!” Na een paar minuten volgen er drie. “Rustig aan! Kom op!” En daar weer achter, nog een. “Goed zo! Topper! Hou vol!” Achter hen volgen er nog honderden. Ik blijf staan klappen tot en met de allerlaatste loper.
Gauw de fiets gepakt. Jeetje, zal ik ze nog kunnen inhalen? Ter hoogte van de Muurbloemweg pas – iets over het zes kilometerpunt – heb ik ze te pakken. Fiets tegen een hek. Plu in de lucht en daar gaan we weer. “Kom op! Hou vol! Zet ‘m op! Goed zo! Kanjer!” Deze groep zie ik nu voor de derde keer voorbijtrekken en ik ben voor hen een bekend gezicht geworden. Ze roepen terug: “Jij ook! Bedankt! Hee, daar ben je weer!” Dit keer kan ik niet wachten op de achterhoede. Als ik snel ben kan ik een stukje van de route afsnijden om vervolgens halverwege de Savornin Lohmanlaan een plekje te zoeken. Dit stuk van het parcours is het zwaarst, want de weg voert omhoog naar de Laan van Poot om na een klim uit te komen bij de atletiekbaan van Haag Atletiek.
Het regent. Mijn koude voeten en handen houd ik warm door flink te springen en te klappen. Plu over de schouder en spandoek tegen m’n borst geklemd. De snelste van de vijf is me inmiddels ontsnapt. Maar de (duizend?) anderen kunnen op me rekenen. “Go, go, go! Kanjers zijn jullie allemaal! Hou vol, je bent er bijna! Kom op!” (Ja ik weet het, mijn repertoire is nogal beperkt, maar wat moet een mens anders roepen.) Meer lopers laten merken dat ze de aanmoedigingen waarderen. Veel duimen omhoog, een lach van herkenning, een gehijgd bedankje, high five. Volgend jaar, zo neem ik me voor, schrijf ik me ook in.
Daar zijn ze weer: mijn eigen lopers. Het is niet alleen mijn eerste, maar ook hun eerste tien kilometer. Knap hoor. Na een paar minuten volgt de laatste (ook de oudste) van het vijftal. Met alle schaapjes geteld, fiets ik zo snel mogelijk naar de finish voordat ze een longontsteking oplopen. Ik heb immers hun jacks in mijn fietstas zitten. Vergeleken met de start is het nu een nog grotere chaos. Vermoeide sporters worden omringd door trotse familieleden. Vrijwilligsters rennen af en aan om flesjes sportdrank en -repen uit te delen. Sponsormeisjes delen goodie-bags uit. Dampend van het zweet en kleumend van de kou komen ze op me af: “Oh, mijn jack, mijn jack, mag ik alsjeblieft mijn jack?”
Precies zo ging het zaterdag ook. Zeg nou zelf, daar doe je het toch voor.